Rasstandaard Landseer E.C.T.

Bron: FEDERATION CYNOLOGIQUE INTERNATIONALE (F.C.I.)

Standaard nr: 226/11.03. 19881GB

Algemene verschijning:
De Landseer moet de indruk maken van een grote, sterke, harmonisch gebouwde hond. Vooral de reu staat
in verhouding hoger op de benen dan de zwarte Newfoundlander. De bewegingen van zijn gespierde benen moeten een licht, ruim gangwerk vertonen.

Beharing en kleur:
De beharing moet, behalve op het hoofd, lang, zo recht mogelijk en dicht zijn. Het haar moet fijn aanvoelen met een zachte ondervacht  die echter niet zo dicht mag zijn als bij de zwarte Newfoundlander. Licht golvende bovenvacht op rug en heupen zijn niet verwerpelijk.
Indien men de vacht tegen de draad in geborsteld moeten de haren vanzelf weer in de juiste toestand terugvallen.

De grondkleur van het haar is zuiver wit met losse zwarte platen op romp en kruis. De hals, de voorborst, de buik, de benen en de staart moeten wit zijn. De kop is zwart. Gewenst is een witte snuit met een witte, symmetrische, niet te brede, doorlopende bles. Zwarte vlekjes in het wit zijn geen fout, maar moeten in de fokkerij toch worden geweerd.

Hoofd: 
Het hoofd moet breed en zwaar zijn, met een goed ontwikkeld achterhoofdsbeen.
Er is een duidelijke stop aanwezig, maar niet zo steil en geprononceerd als bij de Sint Bernard. Lengte van de snuit is gelijk aan de diepte van de snuit gemeten vóór de stop.
De lippen zijn droog. De bovenlippen dekken de onderlippen net af. De onderlippen zijn zo strak mogelijk. Kwijlen is niet gewenst.
Markant gevormd hoofd, maar edel van expressie.
De wangen zijn matig ontwikkeld en gaan geleidelijk over in de snuit.
De neusspiegel en lippen zijn zwart gepigmenteerd.
Kophuid bevat geen plooien en is kort en fijn behaard.

Oren:
Middelgroot. Als de oren tegen de ogen worden aangelegd, reiken de punten tot aan de binnenooghoeken. Driehoekig van vorm, onderzijde iets afgerond, hoog aangezet, maar niet te ver naar achteren, glad tegen ze zijden van het hoofd aanliggend. De beharing is fijn en kort. Alleen aan de achterzijde van de oor-aanzet is een wat langer franje.

Ogen:
Middelgroot, redelijk diep liggend. De kleur is  bruin tot donkerbruin; lichtbruin mag worden getolereerd. De blik is vriendelijk. De ogen zijn amandelvormig en het bindvlies is niet zichtbaar. Zeer lichte ogen (zwavel- of grijsgeel) en ogen die te dicht bij elkaar staan zijn foutief.

Hals:
In doorsnede niet geheel rond, maar enigszins eivormig, stijgt de hals gespierd en breed van de schouder-borstpartij naar de kop. Bij symmetrische bouw bedraagt de lengte van de achterhoofdsbeen tot de schoft ongeveer 3/4 tot 4/5 van de hoofdlengte van achterhoofdsbeen tot de neus gemeten.
Geprononceerde keel- of halswallen zijn niet gewenst.

Romp:
De romp moet van schoft tot staartaanzet ongeveer twee maal de lengte van het hoofd hebben. De rug moet stram en recht zijn. Van de schouders tot het kruis breed en krachtig. Tussen de zeer gespierde schouders is de borst diep en breed met overeenkomstig krachtig gewelfde ribben van de borstkas.
De buik is weinig opgetrokken. Tussen buik en lendenen moet een vlakke inzinking van de flanken duidelijk zichtbaar zijn. Het kruis moet breed zijn en door sterke bespiering naar opzij en naar achteren mooi afgerond
Zwakke rug, zadelrug, slappe lendenen en te korte achterste rib met sterk opgetrokken buik,zijn fout.

Voorhand:
Sterke spiermassa's, komend vanuit de schouder, omvatten de sterke botten van de bovenarm. Onder de juiste hoeking sluiten de botten van de geheel rechte benen aan. Ook de onderbenen moeten goed bespierd zijn. De ellebogen sluiten goed aan bij het onderste deel van de borstkas. Ze zijn vrij hoog geplaatst en zijn zuiver naar achteren gericht. Het gehele onderbeen is tot aan het polsgewricht licht bevederd.

Achterhand:
De gehele achterhand moet krachtig zijn. De achterbenen moeten helemaal vrij kunnen bewegen. Zij moeten sterke botten hebben, die overdekt zijn met krachtige spieren, zodat met name het dijbeen breed ontwikkeld is. De achterbenen moeten matig bevederd zijn. Koehakkigheid en steilheid zijn fouten. Hubertusklauwen zijn verwerpelijk en moeten zo spoedig mogelijk na de geboorte worden verwijderd.

Voeten:
Groot en goed gevormd, zogenaamde kattenvoeten. Spreidtenen of naar buiten gedraaide voeten zijn afkeurenswaardig. De tenen moeten door stevige zwemvliezen tot vrij dicht aan de punten van de tenen met elkaar verbonden zijn.

Staart:
Stevig, hoogstens tot even beneden het spronggewricht reikend, zeer dik en bossig behaard, maar geen vlag vormend. In ruststand moet de staart naar beneden hangen met, eventueel, een lichte bocht naar boven aan het einde. Bij opwinding en in de beweging mag de hond hem rechtuit gestrekt met een lichte buiging naar boven van de staartpunt dragen.
Knikstaarten of over de rug gekrulde staarten zijn verwerpelijk.

Grootte:
De schouderhoogte van de Landseer mag variëren:

Bij de reuen gemiddeld tussen 72 en 80 cm.
Bij de teven gemiddeld tussen 67 en 72 cm.

Kleine verschillen naar boven of naar beneden zijn toegestaan.

N.B. Reuen dienen twee volledig ingedaalde testikels te hebben in het scrotum.